Wie droomt er stiekem niet even over de zomer, warme zomer, nu januari ons van lange duurtrainingen afhoudt. Wie verlangt niet naar ritten van vijf, zes uren in een strak tenuetje, korte mouwen, geschoren benen, zweet, zout en stof om de ogen. Zo ook ik. Ik kan nu en dan zitten mijmeren, terugdenken aan trainingstochten over Waalse verhevenheden met fameuze Franstalige namen als Côte du Maquisard, Du Rosier, Mont-Theux. Ik kan dan, zeg maar gerust, even de weg verliezen en tot eenzame hoogte rijzen.
Zo reed ik in juli, in mijn eentje, een stukje in de richting van Luik Bastenaken Luik. Vroeg op pad gegaan, de buren gegroet, even een praatje gemaakt over het mooie weer, zij gaan wandelen in de Ardennen, ik effen trainen. De bidonnen vol, bijtanken in Banneux en op naar de Aywaille. Over zachte teerwegen, trillende hitte, langs liefelijke chalets, heuse kastelen, villa’s en langs rijen eenvoudige uit blauwe steen opgetrokken woningen. Bonjour hier, bonjour daar. Waalse coureurs, ze kennen mekaar… en ik doe alsof.
En daar is ie, de Wanne. Die prachtige klim, venijnig begin, scherp links, effen schrap, de spieren strak langs het grijze kerkje hoog. Direct rechts het groene landschap in, klim ik als in trance. Ik snuif, ik geniet, daar komt het bos, traag nader ik in het ritme van mijn pompend middenrif. Faix du Diable, Duivels Last, heet de weg, naar een intrigerende rots met een helse legende. Een vijfhonderd meter verderop over de top, topje op 480 meter, bolder ik vlotjes de afdaling in over de Route de Wanne, de weg af naar Stavelot. Ravitaillering.
Ik stap af, veeg het zweet van mijn zonnebril, zet de fiets weg en val op een stoeltje onder een cocacolaparasol als ik daar plots hoor roepen: Miel, Miel! Het is niet waar, daar komt zowaar mijn buurman. Miel, zegt ie, leuk jou hier te zien, waar staat je auto?
Zo reed ik in juli, in mijn eentje, een stukje in de richting van Luik Bastenaken Luik. Vroeg op pad gegaan, de buren gegroet, even een praatje gemaakt over het mooie weer, zij gaan wandelen in de Ardennen, ik effen trainen. De bidonnen vol, bijtanken in Banneux en op naar de Aywaille. Over zachte teerwegen, trillende hitte, langs liefelijke chalets, heuse kastelen, villa’s en langs rijen eenvoudige uit blauwe steen opgetrokken woningen. Bonjour hier, bonjour daar. Waalse coureurs, ze kennen mekaar… en ik doe alsof.
En daar is ie, de Wanne. Die prachtige klim, venijnig begin, scherp links, effen schrap, de spieren strak langs het grijze kerkje hoog. Direct rechts het groene landschap in, klim ik als in trance. Ik snuif, ik geniet, daar komt het bos, traag nader ik in het ritme van mijn pompend middenrif. Faix du Diable, Duivels Last, heet de weg, naar een intrigerende rots met een helse legende. Een vijfhonderd meter verderop over de top, topje op 480 meter, bolder ik vlotjes de afdaling in over de Route de Wanne, de weg af naar Stavelot. Ravitaillering.
Ik stap af, veeg het zweet van mijn zonnebril, zet de fiets weg en val op een stoeltje onder een cocacolaparasol als ik daar plots hoor roepen: Miel, Miel! Het is niet waar, daar komt zowaar mijn buurman. Miel, zegt ie, leuk jou hier te zien, waar staat je auto?
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenVerhuizen Nol, neen, maar de buurman wel, wacht maar af...
BeantwoordenVerwijderendit doet verlangen naar de zomer!!
BeantwoordenVerwijderen